Een reflectie op onze rol in 2022 als voorzitter

Door Teddy Vrijmoet

Ik loop met – in beide handen – volle boodschappentassen achter twee mensen aan richting roltrap. Plotsklaps staan ze bovenaan de roltrap stil om te overleggen. Ik bots bijna tegen ze aan. “Oeps”, flap ik er uit. Zij zegt tegen hem: “Laten we even doorlopen, we staan in de weg”. Hij antwoordt provocerend en met luide stem: “Als mensen haast hebben dan melden ze zich maar bij mij. Ik lig daar niet wakker van”. Ondertussen lopen ze toch door en kan ik de hele roltrap lang nadenken over wat ik hier nu mee moet. Ik besluit onderaan de roltrap haar aan te kijken en een soort van te bedanken met een glimlach. Zij glimlacht terug.

In de tuinen van Monet is de tuinploeg hard bezig geweest om er een waar feest van te maken. Planten en bloemen zijn op hun mooist en staan te stralen. Dan zie ik een Chinese meneer al rokend zijn as aftikken boven de bloemenperken. En oh horror….vervolgens zijn sigaret wegschieten het perk in. Ik wil er iets van zeggen. Uitleggen dat dit niet hoort in onze cultuur. Maar het is druk. Mijn familie wil ik hun vrolijke dagje uit niet ontnemen als er een woordenwisseling zou ontstaan. Ik laat het erbij en zend alleen een boze blik zijn kant op die waarschijnlijk niet aankomt en die hij wellicht totaal niet begrijpt.

Zo overkomen ons dagelijks dingen die ons aan het denken zetten. Begrijpen wij elkaar wel of begrijpen wij elkaar soms helemaal verkeerd? Wie ben ik om een ander aan te spreken en heb ik recht van spreken? Voegt het wat toe of polariseert het alleen maar als ik er iets van zeg? En snappen anderen dat we het goed bedoelen en bedoelen we het eigenlijk wel goed? Wie ben ik om te denken dat mijn visie en moraal kompas altijd de juiste is? En waarom zou ik alles en iedereen moeten opvoeden? Maar ergens moeten we elkaar toch wel een beetje ondersteunen en voor elkaar opkomen?

Iedere keer als ik het Hospice binnenkom en de hartverwarmende gastvrijheid en zorg daar zie, merk ik dat het mij helpt en dat het dit soort vragen relativeert. Het helpt om niet alleen maar vragen te stellen, maar soms gewoon te doen. Het helpt ons als bestuur van de vrienden van het hospice om ons onbezoldigd in te blijven zetten om fondsen te realiseren om zo extra wensen in te willigen voor de gasten van het hospice. Het zet ons aan om de puntjes op de -i- te zetten bij het ingewikkelde proces van de jaarrekening die weer opgeleverd moet worden. Het helpt om een luisterend oor te bieden als we weer een telefoontje krijgen van een verwarde weduwe om niet nogmaals een bijdrage af te boeken die we allang ontvangen hebben. En het maakt dat we uit alle macht wegen proberen te vinden om de stijgende kosten van de inflatie, inzake het groot onderhoud van ons mooie pand, het hoofd te bieden.

Af een toe gewoon een beetje doen, en wat minder nadenken over dingen die misschien onrechtvaardig voelen, maar eigenlijk niet zo belangrijk zijn. We omarmen dat het hospice zoveel betrokkenen heeft die zich sterk maken om er gewoon en met daadkracht te zijn. Ieder op zijn eigen gebied en vanuit zijn eigen kracht. Dank voor het inzicht dat ik krijg als ik middels de bezoekjes – hoe kort ook door alle coronamaatregelen van de afgelopen jaren – de hospicers aan de slag zie.